Lange tijd was het spannend of de volleybalsters van VCV wel een team op de been konden krijgen voor het komend seizoen in de eerste divisie. Met Gert Veldhuizen werd een ervaren en ambitieuze trainer binnengehaald, maar zijn komst was aan de late kant. Een paar weken geleden zonk de moed hem nog in de schoenen, maar in die tijd is een hoop veranderd…
,,Lange tijd trainden we met zes speelsters. Ik was erg te spreken over het niveau van de groep, maar het aantal was natuurlijk veel te laag. Daarbij waren voor mijn aanstelling afspraken gemaakt over tussentijdse vakanties, iets waar ik me echt niet in kan vinden. Ik baalde en er heerste twijfel of het allemaal wel zou lukken,” vertelt Veldhuizen. Speelsters en trainer gingen met elkaar in gesprek en langzaam maar zeker groeiden de twee naar elkaar toe. ,,Het was allemaal wat vrijblijvender dan ik gewend ben. We willen een hoop, daar horen bepaalde afspraken bij. Ik geloof dat we daarin steeds meer op één lijn zitten en merk dat de klik alsmaar beter wordt.”
Met de positieve groei binnen het team, begon ook de interesse van buitenaf te groeien. Allereerst benaderde Veldhuizen een aantal gestopte speelsters, waarvan Carlijn Obelink inmiddels heeft toegezegd om de plaats van de geblesseerde (maar snel herstellende) Anne Brouwer voor zo lang als nodig is op te vullen. Daarnaast kwam een tip binnen over een aantal meiden die op het strand goed presteren. ,,Eén van die twee komt onze kant op. Bovendien heeft zij nog eens twee clubgenootjes van Utrecht meegesleept, die vorig jaar tweede divisie speelden. Als klap op de vuurpijl heeft Annette Nap toegezegd om bij ons te komen spelen. Annette komt uit de jeugdopleiding van VCV en heeft de afgelopen jaren belangrijke ervaring opgedaan in de eredivisie. We zijn dus erg blij met haar komst.”
En dus ziet Veldhuizen de zomer ineens toch zonnig in. ,,Onze groep is jong, gretig en technisch zeer sterk. Tactisch moet er nog veel gebeuren en we moeten niet vergeten dat we tijdens het seizoen wat speelsters tijdelijk zullen missen, maar één ding is zeker: we gaan er alles aan doen om die onderste plaatsen te vermijden.”